zappen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zap·pen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘voortdurend naar een ander televisieprogramma overschakelen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1989 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zappen
zapte
gezapt
zwak -t volledig

Werkwoord

zappen

  1. met de afstandsbediening alsmaar naar andere tv-kanalen schakelen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen