zag scheel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zag scheel (hulp, bestand)
- IPA: / ˈzɑx ˈsxel / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- zag scheel
Woordherkomst en -opbouw
- uit zag (werkwoord) en scheel (bijvoeglijk naamwoord), hiertussen kunnen nog andere woorden staan
Werkwoord
vervoeging van |
---|
scheelzien |
zag (…) scheel
- enkelvoud verleden tijd van scheelzien
- Ik zag scheel.
- Jij zag scheel.
- Hij, zij, het zag scheel.
- Ik zag scheel.
Gangbaarheid
- Het woord zag scheel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.