Naar inhoud springen

zadeldak

Uit WikiWoordenboek
Versie door Frank C. Müller (overleg | bijdragen) op 15 feb 2020 om 17:35 (+ trad de, en.)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • za·del·dak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zadeldak zadeldaken
verkleinwoord zadeldakje zadeldakjes

Zelfstandig naamwoord

zadeldak o

  1. een dak met twee tegen elkaar geplaatste gelijkhellende dakschilden
    • De kerk van Anloo heeft een zadeldak. 
Vertalingen


Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be