wolligheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wol·lig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wolligheid wolligheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de wolligheidv

  1. de mate waarin men omfloerst spreekt
    • Nu kun je betogen dat politici veel praten, maar niets zeggen. Je kunt stellen dat het nietszeggende praten van politici, zeker tijdens verkiezingsdebatten, gelijk staat aan het nodeloos vibreren van lucht. Verbale wolligheid is echter nog geen mystiek. Mystiek praten bestaat niet, mystiek zwijgen wel. [2] 
    • “Ik heb een hekel aan wolligheid” : Ds. W. Dekker keert zich tegen verwevenheid van vorm en inhoud – interview met ds. W. Dekker (Reformatorisch Dagblad, 11-04-2001) [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen