wollig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wol·lig
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van wol met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen wollig wolliger wolligst
verbogen wollige wolligere wolligste
partitief wolligs wolligers -

Bijvoeglijk naamwoord

wollig

  1. aanvoelend als wol
    • Deze fleece trui voelt wollig aan 
  2. omfloerst taalgebruik, met veel woorden weinig of niets zeggen
    • De docente gebruikte wollige taal om de rampzalige waarheid mede te delen aan haar studenten. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be