wissel in
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wis·sel in
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
inwisselen |
wissel (…) in
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inwisselen
- Ik wissel in.
- gebiedende wijs van inwisselen
- Wissel in!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inwisselen
- Wissel je in?
Gangbaarheid
- Het woord wissel in staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.