winterkou

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

kamelen in de Russische winterkou
Uitspraak
Woordafbreking
  • win·ter·kou
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord winterkou
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de winterkouv

  1. kou die bij de winter hoort
    • De buitenspeler toonde in de winterkou in elk geval zijn goede wil. "De trainer heeft me gevraagd of ik met Jong Ajax wilde spelen, het was geen verplichting. [1] 
    • Xing Ya en Wu Wen voelen zich goed in Rhenen en zijn veel buiten. Ze kunnen de komende Hollandse winterkou goed aan.[2] 
    • De gouverneur van het gebied bij de stad Donetsk heeft de partijen opgeroepen de vijandelijkheden onmiddellijk te staken. Hij probeert de voorzieningen voor stroom, water en verwarming te laten herstellen. De winterkoude is hevig in het gebied.[3] 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. de Telegraaf MIKE VERWEIJ 5 febr. 2018
  2. de Telegraaf 20 sep. 2017
  3. de Telegraaf 02 feb. 2017
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be