wijnrek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

kelder met wijnrek
Uitspraak
Woordafbreking
  • wijn·rek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wijnrek wijnrekken
verkleinwoord wijnrekje wijnrekjes

Zelfstandig naamwoord

het wijnreko

  1. rek dat speciaal geschikt is voor het bewaren van wijn
    • Thuis maakte Beryl haar man wakker, die razend werd: „Je gaat toch niet met een pistool in je auto rijden?” Toen lichtte ze de politie telefonisch in. De volgende dag bracht ze het wapen naar het bureau aan de Amsterdamse Van Leijenberghlaan. „Het eerste wat ze daar deden was het meenemen naar de schietkamer om te kijken of-ie nog geladen was. Ik zei wijsneuzerig: ‘Dat is-ie niet, hoor. De kogellader is eruit.’” Volgens de politie was dat geen garantie: er kon een verdwaalde kogel in de loop zitten. Ik had voor de grap eerder bij mijn moeder nog even op het wijnrek gericht. Ze zeiden dat ik door de muur de buurvrouw had kunnen doodschieten.” [1] 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. NRC 29 december 2016
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be