wetgevend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wet·ge·vend
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen wetgevend
verbogen wetgevende
partitief wetgevends

Bijvoeglijk naamwoord

wetgevend [1]

  1. het recht hebbend om wetten te maken en uit te vaardigen
    • De Tweede Kamer, de Eerste Kamer en de regering vormen samen de wetgevende macht in Nederland. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van: wetgeven
verbogen vorm: wetgevende

wetgevend

  1. onvoltooid deelwoord van wetgeven

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen