waterzuil

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wa·ter·zuil
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord waterzuil waterzuilen
verkleinwoord waterzuiltje waterzuiltjes

Zelfstandig naamwoord

de waterzuilv / m

  1. een pilaar, van water dat omhoog wordt gespoten
    • Een maand voor het evenement, waar springers vanaf een duikplank een zo hoog mogelijke waterzuil moeten maken, is er ruzie tussen de vrijwilligers van de stichting Bad Noord in Stadskanaal en Sportfondsen Nederland. Beide claimen de naam NK Bommetje en dus het echte kampioenschap. In 2001 vond het eerste NK plaats in het Stadskanaalster bad, dat toen nog onder Sportfondsen Nederland viel. Vorig jaar werd het bad een stichting. [2] 
    • Bezoekers moesten zich de laatste decennia tevreden stellen met Strokkur, een kleinere spuiter naast Geysir die elke vijf tot acht minuten een twintig meter hoge hete waterzuil produceert. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen