wastafelkast
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- was·ta·fel·kast
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van wastafel zn en kast zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wastafelkast | wastafelkasten |
verkleinwoord | wastafelkastje | wastafelkastjes |
Zelfstandig naamwoord
- kast waarin een wastafel gemonteerd is
- ▸ Wanneer hij 's ochtends wakker werd onder zijn Noorse donzen dekbed, het enige wat hij had bijgedragen aan de inrichting, de Zweden gaven er nog steeds de voorkeur aan om onder gewone dekens kou te lijden, lag er een dunne ijslaag op het waswater in de kan bij zijn wastafelkast, soms was zelfs de pis in de van een blauw patroon voorziene pot onder het bed bevroren.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'wastafelkast' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142