warenhuisketen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wa·ren·huis·ke·ten
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord warenhuisketen warenhuisketens
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de warenhuisketenv / m

  1. groep sterk op elkaar lijkende warenhuizen die eigendom zijn van één bedrijf
     De omzet van warenhuisketen HEMA heeft zwaar te lijden gehad onder de coronacrisis. Veel buitenlandse vestigingen bleven dicht en in Nederland was het aanmerkelijk rustiger in de winkels. De omzet daalde van februari tot en met april met ruim een kwart naar 225 miljoen euro, blijkt uit de kwartaalcijfers.[1]
     In het kielzog van Target verloor ook supermarktketen Walmart flink. Ook dit bedrijf waarschuwde voor kleinere marges en zag zijn aandelen 11,4 procent dalen. Ook voor deze keten is het grootste verlies sinds 1987. Ook de aandelen van andere winkelketens kelderden. Warenhuisketen Macy's ging met bijna 11 procent onderuit. Bed Bath & Beyond verloor 8,9 procent.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 september 2022 Weblink bron “HEMA verkoopt kwart minder in coronatijd” (Donderdag 2 juli 2020), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 september 2022 Weblink bron “Forse verliezen op Amerikaanse aandelenbeurzen” (Woensdag 18 mei 2022), NOS