vriendeloos
Uiterlijk
- Geluid: vriendeloos (hulp, bestand)
- IPA: /ˈvrindəlos/
- vrien·de·loos
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | vriendeloos | vriendelozer | vriendeloost |
verbogen | vriendeloze | vriendelozere | vriendelooste |
partitief | vriendeloos | vriendelozers | - |
vriendeloos
- zonder iemand waarmee wederkerig goed contact en vertrouwen bestaat
- Zij zouden wel eens met elkaar hebben willen praten, maar hun trots weerhield hen, en zwijgend, vriendeloos ging elk zijn eigen weg, met het armhuis of het hospitaal in het verschiet. [1]
- vriendenloos (verouderd)
- Sinds 2005 geeft de Leidraad bij de spellingvoorschriften in regel 9.A uitdrukkelijk aan dat bij afleidingen de tussenklank -e- wordt toegevoegd.[2] Tot dan kon de -en- gebruikt worden als het eerste deel werd opgevat als een meervoudsvorm.[3]
- Het woord 'vriendeloos' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Gissing, G."Een arme gentleman" in: Bataviaasch Nieuwsblad jrg. 22 nr. 110 (15 april 1907); p. 10 kol. 2; geraadpleegd 2016-04-12
- ↑ Zorgenloos / zorgeloos op website: taaladvies.net; geraadpleegd 2016-04-09
- ↑ Geerts, G."Waarom (niet) n'loos?" in: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde. jrg. 116 nr. 3 (2006) Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, Gent; p. 362 e.v.; geraadpleegd 2016-04-09