voorjaarsmoeheid
Uiterlijk
- voor·jaars·moe·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorjaarsmoeheid | voorjaarsmoeheden |
verkleinwoord |
de voorjaarsmoeheid v
- (medisch) aandoening waardoor men zich speciaal in het voorjaarsseizoen loom en lusteloos voelt
- Ik heb weer last van voorjaarsmoeheid.
- Het woord voorjaarsmoeheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.