voogdijgeschil

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  voogdijgeschil    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• voog·dij·ge·schil

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  voogdij zn  en  geschil zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	voogdijgeschil	voogdijgeschillen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het voogdijgeschil o

1. een ruzie over wie de zeggenschap heeft over de kinderen

   ▸ Het grootste deel van de klantenkring, rechtsmisbruik en echtscheidingen, voogdijgeschillen en erftwisten, kwam bij de juridisch medewerkers terecht.

   ▸ Het motief voor een strafexpeditie met fatale afloop zou een voogdijgeschil om hun dochtertje zijn. Ellen's moeder Maria is eerder door de Almelose rechters op vrije voeten besteld.

Gangbaarheid

• Het woord 'voogdijgeschil' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.