geschil
Uiterlijk
- ge·schil
- In de betekenis van ‘onenigheid’ voor het eerst aangetroffen in 1200 [1]
- Naamwoord van handeling van schelen (verschillen, onderscheiden) met het voorvoegsel ge- [2]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | geschil | geschillen |
| verkleinwoord | geschilletje | geschilletjes |
- geweldloos conflict, vaak politiek of diplomatiek met juridische aspecten.
- Het geschil tussen België en Nederland inzake de IJzeren Rijn is vooralsnog niet beslecht.
- Het woord geschil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "geschil" herkend door:
| 98 % | van de Nederlanders; |
| 97 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "geschil" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ geschil op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Voorvoegsel ge- in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %