vleitaal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vlei·taal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vleitaal vleitalen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vleitaalv / m

  1. onoprechte, niet gemeende complimenten die men alleen maar gebruikt om iemand gunstig te stemmen
     Zowel de vleitaal van de hel als haar dreigementen zijn erop gericht u te doen terugkeren en uw voornemen op te geven.[3]
     Spreek geen vleitaal bij de rijken, en hunker niet om gezien te worden in het gezelschap van de groten.[4]

Gangbaarheid

56 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[5]


Verwijzingen

  1. vleitaal op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Bronlink Weblink bron “Gevlucht” (05-10-2006), Reformatorisch Dagblad
  4. Bronlink Weblink bron
    Thomas a Kempis
    “Vriendschap” (15-11-2016), Reformatorisch Dagblad
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be