vleesindustrie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

vleesindustrie
Uitspraak
Woordafbreking
  • vlees·in·dus·trie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vleesindustrie vleesindustrieën
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vleesindustriev

  1. alle bedrijven die vlees produceren en bewerken
     ik bewerkte het socialistische boek The Jungle van Upton Sinclair voor theater en dat was een vreselijk lastige klus, een roman uit 1906 over Litouwse immigranten en wantoestanden in de vleesindustrie van Chicago.[2]
     Naast de tuinbouwsector kampt ook de horeca en de voedsel- en vleesindustrie met grote arbeidstekorten. Slachthuizen en vleesverwerkers overleggen daarom met de Britse regering of gevangenen en ex-gedetineerden kunnen worden ingezet om openstaande vacatures te vullen.[3]
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium op Wikipedia, ISBN 9789057598500
  3. Bronlink geraadpleegd op 20 februari 2022 Weblink bron “Personeelstekorten in Verenigd Koninkrijk: 'Moeilijkste seizoen ooit'” (04-09-2021), NOS