vis zwart

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vis zwart
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
zwartvissen

vis (…) zwart

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwartvissen
    • Ik vis zwart. 
  2. gebiedende wijs van zwartvissen
    • Vis zwart! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwartvissen
    • Vis je zwart? 

Gangbaarheid