vis zwart
Uiterlijk
- vis zwart
- uit vis (werkwoord) en zwart (bijvoeglijk naamwoord), hiertussen kunnen nog andere woorden staan
vervoeging van |
---|
zwartvissen |
vis (…) zwart
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwartvissen
- Ik vis zwart.
- gebiedende wijs van zwartvissen
- Vis zwart!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwartvissen
- Vis je zwart?
- Het woord vis zwart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.