viel tegen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • viel te·gen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
tegenvallen

viel tegen

  1. enkelvoud verleden tijd van tegenvallen
    • Ik viel tegen. 
    • Jij viel tegen. 
    • Hij, zij, het viel tegen. 


Gangbaarheid