versperring

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·sper·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord versperring versperringen
verkleinwoord versperrinkje versperrinkjes

Zelfstandig naamwoord

de versperringv

  1. iets wat de toegang tot een voorwerp, gebouw of weg belemmert
    • Maar er lagen nogal wat versperringen en tijdens het rennen had hij naar rechts moeten uitwijken. In het begin had hij de lijn gevolgd die door de luitenant was uitgezet, maar met die fluitende kogels en granaten ga je uiteraard zigzaggen. [1] 
Synoniemen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Lemaitre, Pierre
    "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 19
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be