verpleegzorg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·pleeg·zorg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verpleegzorg
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de verpleegzorgv / m

  1. (medisch) de zorg voor zieke patiënten door verpleegkundigen en verzorgenden in een verpleeghuis
     Het aantal zorginstellingen dat in financiële problemen raakt is vorig jaar verder toegenomen. Dat schrijft de Volkskrant op basis van een analyse van accountants- en adviesbureau EY. Dat bestudeerde bijna 500 jaarrekeningen. Bij 40 procent was sprake van rode cijfers. Dat was een jaar eerder nog bij ruim een kwart van de zorginstellingen het geval. De toename komt onder meer door een forse nabetaling van de onregelmatigheidstoeslag in de verpleegzorg.[1]
     Er is een groot tekort aan personeel in de verpleeghuizen. Het kabinet wil dat er een campagne met onder meer televisiespots komt. Het is de bedoeling dat het voor personeel dat al in de verpleegzorg werkt aantrekkelijk wordt om dat te blijven doen. Daarnaast moeten bijvoorbeeld herintreders enthousiast gemaakt worden.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 13 november 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Wekdienst van 5 september: dit gebeurde terwijl je sliep” (Dinsdag 5 september 2017, 07:02), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 13 november 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Prinsjesdag: nog eens 130 miljoen voor verpleegzorg” (Vrijdag 15 september 2017, 11:42), NOS