verpleegtehuis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·pleeg·te·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verpleegtehuis verpleegtehuizen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het verpleegtehuiso

  1. instelling waar mensen kunnen verblijven die niet langer de specifieke zorg van een ziekenhuis nodig hebben, maar die niet gezond genoeg zijn om thuis te wonen
     Zijn heupen waren versleten. Hij kon zichzelf niet langer onderhouden. „En ik wil niet naar een verpleegtehuis”, zei hij.[1]
  2. gebouw bestemd voor de verzorging van mensen die niet langer de specifieke zorg van een ziekenhuis nodig hebben, maar die niet gezond genoeg zijn om thuis te wonen
     Zo staan om de door de Frits van Dongen ontworpen woonwijk Het Funen hekken, met smalle toegangen tot de wijk. Dat was bij De Drie Hoven, het nu grotendeels gesloopte verpleegtehuis in Amsterdam Nieuw-West anders. Daar stond rondom het parkje bij het complex geen enkel hek, zodat de buurtbewoners zonder omlopen het terrein van De Drie Hoven op konden.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 26 maart 2020 Weblink bron
    Jutta Chorus
    “Hij schudde zekerheden van zich af” (29 maart 2019) op nrc.nl op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 maart 2020 Weblink bron
    Bernard Hulsman
    “Het oude en nieuwe collectieve wonen” (24 januari 2019) op nrc.nl op Wikipedia