verloving

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·lo·ving
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verloving verlovingen
verkleinwoord verlovinkje verlovinkjes

Zelfstandig naamwoord

de verlovingv

  1. het verloven
    • De verloving geschiedde op het gemeentehuis. 
  2. het verloofd zijn
    • Zij hadden een verloving in de drie jaar voorafgaand aan het huwelijk. 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be