verkiezingsleus
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: verkiezingsleus (hulp, bestand)
- IPA: / vərˈkizɪŋsˌløs / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- ver·kie·zings·leus
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van verkiezing zn en leus zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verkiezingsleus | verkiezingsleuzen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (politiek) slagzin die mensen opwekt op een bepaalde partij of kandidaat te stemmen
- ▸ Bij de 70-plussers won hij het ongelooflijke percentage van 70 procent der stemmen, en 61 procent bij de 60- tot 69-jarigen. Terwijl “terug aan het werk” zijn verkiezingsleus was, dankte hij zijn eigen zege aan kiezers die niet langer werken.[1]
Gangbaarheid
- Het woord verkiezingsleus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron J.L. HeldringDezer dagen : Licht aan het eind van de tunnel? in: NRC Handelsblad (31 mei 2007), p. 9
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 15
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 4 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Invoegsel -s- in het Nederlands
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Politiek in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal