Naar inhoud springen

verdraaien

Uit WikiWoordenboek
  • ver·draai·en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verdraaien
verdraaide
verdraaid
zwak -d volledig

verdraaien [1]

  1. overgankelijk door draaien in een andere stand brengen
    • Hij had de knop een stukje verdraaid om de temperatuur wat te verhogen. 
  2. overgankelijk door draaien beschadigen
    • Hij had zijn enkel wat verdraaid en liep een beetje te hinken. 
  3. overgankelijk verkeerd voorstellen of weergeven
  4. overgankelijk de stem ~ opzettelijk trachten de stem onherkenbaar te laten klinken
    • Hij had zijn stem voor de grap verdraaid maar zijn moeder herkende hem meteen. 
  • Geen hand voor iets verdraaien ( of omdraaien)
Stoett-799 [3]
  • Iets verdraaien
Stoett-2354 [4]
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[5]