verdommen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·dom·men
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vervloeken’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • Afgeleid van doemen met het voorvoegsel ver-
  • afgeleid van doem met het voorvoegsel ver- en met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verdommen
verdomde
verdomd
zwak -d volledig

Werkwoord

verdommen

  1. absoluut (krachtterm) het ~ om iets ondanks druk of verplichting niet doen
    • Ik verdom het om daaraan mee te werken. 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen