vastgoedmagnaat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

vastgoedmagnaat
Uitspraak
Woordafbreking
  • vast·goed·mag·naat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vastgoedmagnaat vastgoedmagnaten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vastgoedmagnaatm

  1. (economie) iemand die heel veel huizen en andere gebouwen bezit
     Op 9 november 2006 werd het Apthorp verkocht aan de vastgoedmagnaat Maurice Mann voor het bescheiden bedrag van 426 miljoen dollar.[1]
     Weisselberg wordt gezien als de belangrijkste persoon binnen de holding die niet tot de familie behoort. Hij werkt al bijna 50 jaar voor Trump, die voor zijn politieke loopbaan naam maakte als vastgoedmagnaat.[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium op Wikipedia, ISBN 9789057598500
  2. Bronlink geraadpleegd op 20 februari 2022 Weblink bron “Aanklachten ingediend tegen financieel topman van familiebedrijf Trump” (01-07-2021), NOS