vakgenote
Uiterlijk
- vak·ge·no·te
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vakgenote | vakgenotes |
verkleinwoord |
de vakgenote v
- vrouw die hetzelfde vak uitoefent
- Het publiek gaf de gelijknamige ring in 1911 aan Theo Mann-Bouwmeester ter ere van haar veertigjarige jubileum. Sindsdien wordt het sieraad door actrices doorgegeven. De bezitter van de ring geeft hem steeds aan een vakgenote die in haar ogen een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan het Nederlandse toneel.[1]
- Het woord vakgenote staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vakgenote" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ NRC Niels Posthumus 29 januari 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be