uterus
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ute·rus
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘baarmoeder’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1686 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uterus | uterussen |
verkleinwoord | uterusje | uterusjes |
Zelfstandig naamwoord
uterus m
- (medisch) de baarmoeder
Vertalingen
1. de baarmoeder
Gangbaarheid
- Het woord uterus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "uterus" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.