uitgekookt
Uiterlijk
- Geluid: uitgekookt (hulp, bestand)
- uit·ge·kookt
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘sluw’ voor het eerst aangetroffen in 1948 [1]
- vervoeging van uitkoken: voltooid deelwoord (van het scheidbare werkwoord), op te vatten als samenstelling van uit bw en gekookt ww [2]
vervoeging van: | uitkoken… |
verbogen vorm: | uitgekookte |
uitgekookt
- voltooid deelwoord van uitkoken
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | uitgekookt | uitgekookter | uitgekooktst |
verbogen | uitgekookte | uitgekooktere | uitgekooktste |
partitief | uitgekookts | uitgekookters | - |
uitgekookt
- moeilijk om te slim af te zijn
- De uitgekookte bedrieger was er met het geld van door.
- Het woord uitgekookt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitgekookt" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "uitgekookt" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ uitgekookt op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be