tweeëntachtigjarige

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tweeën·tach·tig·ja·ri·ge, twee·en·tach·tig·ja·ri·ge
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

tweeëntachtigjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van tweeëntachtigjarig
    • De vulkaan werd weer actief na een tweeëntachtigjarige periode zonder uitbarstingen. 
Schrijfwijzen
enkelvoud meervoud
naamwoord tweeëntachtigjarige tweeëntachtigjarigen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de tweeëntachtigjarigev / m

  1. levend wezen dat 82 jaar oud is of iets dat 82 jaar bestaat
    • De tweeëntachtigjarige heeft zijn vijf jaar jongere echtgenote tijdens zijn studie in Deventer leren kennen. 
Schrijfwijzen

Gangbaarheid