tuinstoel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

tuinstoel
Uitspraak
Woordafbreking
  • tuin·stoel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tuinstoel tuinstoelen
verkleinwoord tuinstoeltje tuinstoeltjes

Zelfstandig naamwoord

de tuinstoelm

  1. een weersbestendige stoel, vaak van plastic, metaal of teakhout, die men in de tuin kan gebruiken.
    • Tijdens de zomervakantie zitten we vaak in comfortabele tuinstoelen te genieten in de tuin van het mooie weer. 
     Ik trok er een plastic tuinstoel bij en kwam daar de rest van de dag niet meer van af.[1]
     "Zorg er ook voor dat bijvoorbeeld tuinstoelen zijn opgeborgen", geeft Geijs de inwoners van de drie Caribische eilanden een tip. "Als die door de wind gaan rondslingeren, kunnen die ook voor schade zorgen."[2]

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 29 juni 2022 Weblink bron “Paniek op Curaçao door mogelijk eerdere aankomst tropische storm Bonnie” (29 juni 2022), NU.nl
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be