tuchtiging

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tuch·ti·ging
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tuchtiging tuchtigingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de tuchtigingv

  1. (lichamelijk) bestraffing
     Quispel had zich nooit kunnen voorstellen dat mensen door lichamelijke tuchtiging sexueel opgewonden konden raken, maar met die lange, blonde streng van Zwanet wilde hij wel zacht geranseld worden, tenminste als hij er de geur van haar hoofdhuid bij mocht ruiken.[2]
     Het had veel weg van een publiekelijke tuchtiging. De Twente-fans spraken middels een openbare brief hun afkeuring uit over de technische staf. Maar de handdoek gooit Alfred Schreuder nog lang niet. Hij blijft met Twente jagen op Europees voetbal.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij op Wikipedia, ISBN 9789023479925
  3. Bronlink geraadpleegd op 12 maart 2022 Weblink bron “Alfred Schreuder recht de rug en wil Europees voetbal” (17-04-2015), NOS