trouwzaal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

trouwzaal in Gouda
Uitspraak
Woordafbreking
  • trouw·zaal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trouwzaal trouwzalen
verkleinwoord trouwzaaltje trouwzaaltjes

Zelfstandig naamwoord

de trouwzaalv / m

  1. zaal waar burgerlijke huwelijken plaatsvinden, vaak maar niet altijd gelegen in het stadhuis
    • Laat nou net Boomstra degene die zijn die helemaal niets met die media-aandacht moet hebben. Zijn secondant, te vergelijken met een assistent-coach, Wouter Sipma, vertelde eerder deze week dat Boomstra “snapt dat het erbij hoort”, maar dat je die normaal net zo goed in een gymzaal op een onbeduidende plek kunt neerzetten. Voor hem staat het bord centraal, hoe minder hoe afleiding hoe beter. En deze wereldtiteltour door het land onderscheidde zich ook door de wat uniekere locaties: de universiteit in Groningen, de stad waar Boomstra natuurkunde studeert, de trouwzaal van het stadhuis in Wageningen, de geboortestad van Groenendijk, en de vergaderzaal van de Eerste Kamer en een glazen huis op het Plein in Den Haag bijvoorbeeld. Boomstra speelde meerdere malen met oordoppen in, omdat hij gevoeliger is voor alles om hem heen dan Groenendijk. [2] 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Frank Huiskamp 15 december 2016
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be