trouwdienst

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trouw·dienst
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trouwdienst trouwdiensten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de trouwdienstv

  1. de mis waarin het huwelijk wordt ingezegend
    • Assen was lid van het jongenskoor, toen hij werd 'ontdekt'door toenmalig pastoor Kohlman. Als 13-jarige maakte hij zijn debuut achter het orgel. Vanaf 1956 fungeerde hij als vaste begeleider van het dames- en herenkoor. "Bij eucharistievieringen, bij rouw- en trouwdiensten en vroeger ook bij het lof. U was er gewoon altijd", aldus de burgemeester.[2] 
    • De gemeente Rijssen-Holten heeft besloten om het particulier gebruik van het terrein met 30 jaar te verlengen, in overleg met de kerk. De kerk behoudt het recht om het terrein op zondagen en tijdens de rouw- en trouwdienst te reserveren voor eigen gebruik.[3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia Jan Ankoné 25-NOVEMBER-2017
  3. Tubantia 27-JANUARI-2016