trouwboek
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- trouw·boek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van trouw en boek [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trouwboek | trouwboeken |
verkleinwoord | trouwboekje | trouwboekjes |
Zelfstandig naamwoord
het trouwboek o
- register waarin huwelijken zijn opgeschreven voor de invoering van de burgerlijke stand, vooral van belang voor historisch onderzoek
- In alle genoemde voorbeelden wordt de computer gebruikt om in een gigantische berg van gegevens naar samenhangen te zoeken. Dat is niet nieuw. Sociale wetenschappers en economen doen het al twintig jaar. De achterstand van historici heeft grotendeels te maken met de complexiteit van het bronnenmateriaal, zegt Onno Boonstra, docent historische informatiekunde in Nijmegen. Historische bronnen zijn immers vaak onvolledig, bevatten dikwijls onjuistheden (bijvoorbeeld een verkeerd opgetelde tabel in een belastingregister) of varianten in spelling, maten, gewichten en munteenheden. Is de Laureijsen die in een doopakte van 1785 staat vermeld, dezelfde als de Lavrijse die in een trouwboek van 1815 voorkomt? [2]
- een klein boekje voor de bruid en bruidegom waarin staat dat ze getrouwd zijn
Synoniemen
- [1] trouwregister
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord trouwboek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "trouwboek" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC José van Vonderen 3 januari 1991
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be