traverso

Uit WikiWoordenboek
Een traverso

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tra·ver·so
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘blaasinstrument’ voor het eerst aangetroffen in 1734 [1]
  • Van het Italiaanse "flauto traverso" (dwarsfluit)
enkelvoud meervoud
naamwoord traverso traverso's
verkleinwoord traversootje traversootjes

Zelfstandig naamwoord

de traversom

  1. (muziekinstrument) een voorloper van de moderne dwarsfluit waarbij niet op kleppen maar op open gaten gespeeld wordt
    • Ik ben weer eens begonnen traverso te spelen. 
Hyperoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

50 % van de Nederlanders;
50 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen