tragisch

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tra·gisch
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘treurig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1579 [1]
  • afgeleid van het Franse tragique (met het achtervoegsel -isch) [2] [3]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen tragisch tragischer
verbogen tragische tragischere
partitief tragisch tragischers -

Bijvoeglijk naamwoord

tragisch

  1. tot treurnis stemmend
    • Raleigh is zaterdagmiddag door een hevige windhoos getroffen met tragische, zelfs dodelijke gevolgen. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen