touwtrekkerij
Uiterlijk
- touw·trek·ke·rij
- Naamwoord van handeling van touwtrekken met het achtervoegsel -erij[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | touwtrekkerij | touwtrekkerijen |
verkleinwoord |
de touwtrekkerij v
- een wedstrijdje touwtrekken
- (figuurlijk) een dispuut waarbij beide partijen elkaar proberen te overtuigen van hun eigen gelijk
- De arme priester die het waagt ook met protestanten om te gaan, is slechts een pion in een spel dat over zijn hoofd heen – en ten koste ervan – wordt gespeeld, touwtrekkerij over macht, tussen kerk en vorst. De rooms-katholieke kerk voelt zich bedreigd door het opkomende protestantisme, door de contrareformatie, de hugenoten ondermijnen het gezag van de kerk. Kardinaal Richelieu, eerste minister van koning Lodewijk XIII, duldt geen oppositie – allemaal factoren die ertoe leiden dat er een voorbeeld gesteld moet worden: Grandier eindigt op de brandstapel. [2]
- [2] dispuut, worsteling
1. een wedstrijdje touwtrekken
2. dispuut waarbij beide partijen elkaar proberen te overtuigen van hun eigen gelijk
- Het woord touwtrekkerij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "touwtrekkerij" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Margot Dijkgraaf 25 oktober 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be