toon aan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toon aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aantonen

toon aan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aantonen
    • Ik toon aan. 
  2. gebiedende wijs van aantonen
    • Toon aan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aantonen
    • Toon je aan? 


Gangbaarheid