tongkus

Uit WikiWoordenboek
1. zoen waarbij de tongen elkaar aanraken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tong·kus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tongkus tongkussen
verkleinwoord tongkusje tongkusjes

Zelfstandig naamwoord

de tongkusm

  1. zoen waarbij de tongen elkaar aanraken
    • Op de nonnenschool zat ik in een klas met alleen maar meisjes en onder elkaar werden gesprekken gevoerd over het grote verschil tussen een mondkus en een tongkus.  [1]
Synoniemen

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen