toetst af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toetst af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aftoetsen

toetst (...) af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aftoetsen
    • Jij toetst af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aftoetsen
    • Hij toetst af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aftoetsen
    • Toetst af! 

Gangbaarheid