tirita
Uiterlijk
- ti·ri·ta
enkelvoud | meervoud |
---|---|
tirita | tiritas |
tirita v
vervoeging van |
---|
tiritar |
tirita
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van tiritar
- gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van tiritar
- tirita in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española