timmer dicht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tim·mer dicht
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
dichttimmeren

timmer (…) dicht

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dichttimmeren
    • Ik timmer dicht. 
  2. gebiedende wijs van dichttimmeren
    • Timmer dicht! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dichttimmeren
    • Timmer je dicht? 

Gangbaarheid