tijdschaal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tijd·schaal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tijdschaal tijdschalen
verkleinwoord tijdschaaltje tijdschaaltjes

Zelfstandig naamwoord

de tijdschaalv / m

  1. een tijdshoeveelheid van een bepaalde orde van grootte
     Ook na de huidige eeuw is het na-ijlen van de opwarming niet voorbij: de vorming van een nieuw, warmer evenwicht duurt duizenden jaren. Op die tijdschaal zit er volgens het nieuwe onderzoek nog 7 tot 9 graden opwarming in de pijplijn, als de concentratie broeikasgassen vanaf nu constant zou blijven op het huidige niveau.[1]
     Volgens het onderzoek, gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift PNAS, nam het gebruik van vuur door mensachtigen tussen 400.000 en 350.000 jaar geleden opmerkelijk snel toe - op een archeologische tijdschaal bekeken. Een analyse van vindplaatsen van vuursporen suggereert dat dat op allerlei plekken op de wereld gebeurde.[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 5 december 2023 Weblink bron
    Rolf Schuttenhelm
    “Amerikaanse topklimatoloog: we hebben CO2-probleem veertig jaar onderschat” (Donderdag 2 november, 06:12), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 5 december 2023 Weblink bron “Leidse onderzoekers: gebruik van vuur verspreidde zich 400.000 jaar geleden snel over de wereld” (Woensdag 28 juli 2021, 13:10), NOS