thuizenaar
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: thuizenaar (hulp, bestand)
Woordafbreking
- thui·ze·naar
Woordherkomst en -opbouw
- kofferwoord van thuis en kluizenaar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | thuizenaar | thuizenaren thuizenaars |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de thuizenaar m
- iemand die veel thuis is, iemand die weinig zijn huis uit gaat, en daardoor leeft als een kluizenaar
Gangbaarheid
- Het woord 'thuizenaar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.