thuisnaaister

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • thuis·naai·ster
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord thuisnaaister thuisnaaisters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de thuisnaaisterv

  1. iemand die, tegen betaling, thuis naaiwerk verricht
     Ze voorzag in haar levensonderhoud als schoonmaakster in het Centralhotellet in de dichtbijgelegen stad Kramfors, als thuisnaaister en door de bovenverdieping te verhuren, deze keer aan een buitengewoon welgestelde huurder die drie keer zoveel betaalde als de anderen.[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044633535