theatergebouw

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

theatergebouw Deventer
Uitspraak
Woordafbreking
  • the·a·ter·ge·bouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord theatergebouw theatergebouwen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het theatergebouwo

  1. gebouw waarin theateropvoeringen worden gehouden
     Dankzij financiële hulp van de schatrijke zakenman en mecenas Savva Morozov opende hier in 1902 een nieuw theatergebouw zijn deuren.[1]
     Er is al meer dan twee ton opgehaald voor pretpark Plaswijckpark in Rotterdam, na de brand die eind vorige maand in het theatergebouw woedde. Van het pand is bijna niks meer over.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. “Het brilletje van Tsjechov : reizen door Rusland” (2014), Atlas Contact op Wikipedia, ISBN 9789045024875
  2. Bronlink geraadpleegd op 23 april 2022 Weblink bron “Ruim twee ton ingezameld voor pretpark Rotterdam na grote brand” (18-02-2021), NOS