testeren
Uiterlijk
- tes·te·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘getuigen, bij testament beschikken over’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1527 [1]
- afgeleid van het Franse tester (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
testeren |
testeerde |
getesteerd |
zwak -d | volledig |
testeren [4]
- overgankelijk bij testamentaire beschikking vermaken
- getuigen
- Het woord testeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "testeren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ testeren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal